Autobiografie deel 2
Prijs € 27,50 + Verzendkosten

Bestellen

Stille heimwee naar Nieuw-Guinea

 

De titel ‘Stille heimwee naar Nieuw-Guinea’ is gekozen, om te benadrukken, hoe sterk de band voor mij en vele lotgenoten is met mijn/ons verleden, dat we van nature tropenmensen zijn, en door omstandigheden in Nederland zijn terecht gekomen.
De omstandigheden dwongen ons het Hollandse leven te gaan leiden.
In de afgelopen decennia hebben wij ons gelukkig deels kunnen aanpassen, zonder onze identiteit te verloochenen. Door ons gemeenschappelijk verleden is de band met elkaar groot. Dit tonen wij, door de tand des tijds te trotseren en op de vele re-unies present te zijn.
Onze integratie verliep niet probleemloos, zeker niet met de minimale support, die ons werd geboden. Rechten op een AOW-pensioen blijken we achteraf niet te hebben. Over de mogelijkheid die bij onze aankomst in te kopen was met geen woord gerept. Wie van ons zou trouwens daartoe in staat zijn geweest? Die plotselinge Nederlandse politieke beslissing noodzaakte ons subiet ons vrije leven en al onze bezittingen achter te laten, zonder compensatie of tegemoetkoming van de onze Nederlandse regering. Kosten werden voor ons voorgeschoten, maar alles moest tot op de laatste cent worden terugbetaald.
Berooid kwamen we hier aan. Brood en aardappelen werden ons nieuwe hoofdvoedsel. Hadden wij geluk, dan werd dat één keer in de week afgewisseld met rijst met jam. Het belangrijkste onderdeel van onze cultuur, ons voedsel, was dus ineens nauwelijks bereikbaar.
Onze vriendelijkheid en gastvrijheid veranderden in bitterheid en geestelijke armoede. We werden met een harde zakelijke mentaliteit geconfronteerd. Subtiliteit moest wijken voor ruwheid, gulheid voor zuinigheid.
De tropenmens moest het doen met weinig zon en extreem lage temperaturen.
Assimileren of integreren? ‘Leven als een Nederlander’ was steeds de boodschap!

 

De weg naar een volwaardig bestaan als lid van de Nederlandse maatschappij heb ik door schade en schande moeten leren. Mijn ervaringen en gevoelens daarbij zijn wellicht interessant genoeg om die met ons nageslacht te delen. Uiteindelijk gaat het toch om het stukje geschiedschrijving, over wat wij als ‘volk zonder land’ ondergingen. Het gevoel bij mij is dan toch aanwezig, om als één der laatste ervaringsdeskundigen het verhaal aan dat nageslacht te vertellen.